‘Vloeibare vorm’
Marcel Eekhout zocht met zijn team naar een manier om ‘de historische betekenis door te vertalen naar de toekomst’. Omdat het team  zo gevarieerd was, is het een breed plan geworden. Naast de ontwerpers heeft het team ook veel gehad aan de medewerkers van de gemeente, die hen heel specifieke informatie verschaften. Onder leiding van Marcel Eekhout is het hele traject van de Vaartse Rijn onderzocht. Het Liesbospark is als voorbeeldproject genomen.

De historische betekenis van de Vaartse Rijn ziet Marcel Eekhout in de ‘water- en landverbinding’ en de ‘watergerelateerde ontwikkelingsas’. Hoewel de vaart  in eerste instantie een rechte lijn tussen Vecht en de Kromme IJssel (de Lek) was, kreeg het traject vertakkingen door de aanleg van andere kanalen, er onstond een systeem van vlechtende kanalen. De Vaartse Rijn vergroeide met de Schalkwijkse wetering, het Merwedekanaal en het Amsterdam Rijnkanaal. De aanleg van deze kanalen had ook invloed op de belang van de Vaartse Rijn als waterweg. Het is een smalle vaart te vergelijken met een dorpsstraat, het Merwedekanaal is breder en vergelijkbaar met een provinciale weg en het Amsterdam Rijnkanaal is een snelweg en heeft een ‘supermaat’. Al vroeg is langs de Vaartse Rijn een jaagpad aangelegd, waardoor ook die oever een functie kreeg.

Het karakter van de Vaartse Rijn is niet eenduidig. Er zijn verschillende sfeergebieden te onderscheiden die samenhangen met het systeem van vlechtende kanalen. Ook de bebouwing langs het water  is daaraan gerelateerd  en ademt variatie uit.
Naast de variatie in de lengte richting is er ook een verschil tussen de west en oostoever. De westoever kenmerkt zich door aaneengesloten gevelwanden en het ( uitgegroeide) jaagpad, de oostelijke oever bestaat uit losse elementen en insteekhaventjes. Het team heeft alle belangrijke gebouwen langs de oever gemarkeerd, waardoor de variatie eens te meer duidelijk werd. Er zijn ondermeer een steenoven, een wasserette en landgoederen te vinden aan de oevers van de Vaartse Rijn.

Doordat de veranderingen in de loop van de tijd plaatsvonden, kreeg de Vaartse Rijn een ‘gegroeid karakter’. Oud bestaat er naast nieuw. Het team noemt de mentaliteit van de vaart ‘opportunistisch, flexibel en aanpassingsgericht’. Dit karakter en deze mentaliteit willen ze handhaven in het nieuwe plan. Andere kenmerken die ze willen handhaven zijn de bedrijvigheid en diversiteit, het contrast tussen de twee oevers en de variatie aan oude en jonge monumenten langs de oevers. De huidige populariteit van de vaart spreekt uit de wachtlijsten die er zijn voor de aanlegsteigers.

Eekhout gaat ervan uit dat ‘een goede vaart vloeibaarheid respecteert binnen heldere kaders.’ De steigers en insteekhavens zijn daarbij de motoren voor een levendige Vaart. Zij kunnen er voor zorgen dat de vaart weer een ontwikkelingsas wordt. Zonder parkeerplaatsen bloed een centrum langszaam dood. Het zelfde geld voor aanlegplaatsen in de Vaart.
Om de toekomstige ontwikkeling te structureren wil Marcel Eekhout een ‘vloeibaarheid toelaten binnen kaders’. Er zijn spelregels opgesteld waarbij het verschil tussen de westoever en de oostoever ent is. West kenmerkt zich door de lange lijn, de historische, Napoleontische route no.2, een droog karakter, doorgaande bomenrijen en aaneengesloten gevelwanden met daarin opgenomen monumenten. Oost daarentegen kent variatie door insteekhaventjes, natte oevers, solitaire bomen en bomengroepen en gekoppelde buurtrondjes en losse monumenten.

Het team van Marcel Eekhout ontwikkelt de Vaartse Rijn aan de hand van drie basisprincipes. De ontwikkelingen moeten van nut zijn voor de Vaartse Rijn, de nieuwe functies moeten liefst in het verlengde liggen van de oude. Het industriële, rommelige, informele karakter moet bewaard blijven.

Oost tegenover west
Praktisch gezien bestaat de tegenstelling tussen oost en west in het nieuwe ontwikkelingsplan uit insteekhavens tegenover servicesteigers en vaste plaatsen tegenover passantenplaatsen. De beroepsvaart maakt gebruik van de werkgebieden, de pleziervaart maakt gebruik van de woongebieden. Er komen zichtlijnen van de weg naar de vaart. Nieuwbouw aan de oostoever richt zich op zowel de vaart als de insteekhaven. Leveranties kunnen via het land en via het water worden gedaan. Schoon water kan in de vaart en de haven worden geloosd, vuil water gaat naar het riool.

Aan de westoever wil Eekhout lange trappen plaatsen boven lange vlonders. De trappen moeten een ‘kade-element’ zijn om op te verpozen. Ze bevinden zich op plekken waar mensen samenkomen, zoals bij een café of supermarkt. De vlonders zijn mobiele servicesteigers, die al naar gelang het evenement of de lokatie middels een  koppelsysteem vergroot of verkleind kunnen worden.

De gemeente initieert en geeft het goede voorbeeld
Eekhout stelt voor dat de gemeente het goede voorbeeld geeft voor de ontwikkelingen. Hij koos een aantal voorbeeldplekken waarvan de gemeente eigenaar is en waar de bestemmingsplannen ontwikkeling mogelijk maken, zoals Rotsoord, de kadeparken, de gemeentewerf en het Liesbospark. Als de gemeente het hier goed aanpakt, volgen de particuliere eigenaren en ontwikkelaars vanzelf. Deze moeten wel het uitgangspunt van de  aanlegsteigers (west) en insteekhavens (oost) respecteren.

Het Liesbospark
Het team van Marcel Eekhout stelt in het huidige Liesbospark een  plein en een park aan het water voor. Momenteel is er in hun ogen te weinig direct contact met het water. Eekhout wil zichtassen aanbrengen, onder meer door bestaande bebouwing van de scouting en een deel van de roeivereniging te slopen. De steenoven wordt in zijn plan een spannende, culturele ontmoetingsplek en tentoonstellingslocatie. Bestaande insteekhaventjes worden bereikbaar en bruikbaar gemaakt en er wordt een grote nieuwe insteekhaven gemaakt.

Eekhout handhaaft de bestaande functies, maar geeft ze een nieuw onderkomen of plaatst ze op een andere plek. Ook voegt hij woningen toe aan het gebied: boven het nieuwe onderkomen van de roeiverenigingen en de nieuwe, gemeenschappelijke tribune op de ‘Kop van Jutphaas’, voor de drie roeiverenigingen. Het oude gebouw van de roeivereniging wordt een sportschool en naschoolse opvang, waar verschillende etnische groeperingen zich thuis kunnen voelen. Het hoofdgebouw van de Neerlandia wordt een woonwinkel met restaurant aan het water, de tweedehandswinkel De Arm worden geïntegreerd in het nieuwe ontwerp. Een nieuwe haven bij Neerlandia  is bestemd voor woonschepen.

De essentie is dat woningbouw de veelal dure verplaatsingen van recreatiefuncties (zoals de roeiverenigingen) en het ontgraven van vervuilde grond kan financieren. Daarnaast kan de ontwikkeling van de woonwinkel het Neerlandiamonument een nieuwe toekomst geven. De ligplaatsen voor woonboten, die per stuk ruim een ton opleveren, vormen de financieringsbron voor de servicesteigers.

Reactie van het panel op de eerste presentatie: nostalgisch en post-industrieel
Paul van der Voort wil aan het pleidooi van Marcel Eekhout toevoegen dat hij graag adressen zou zien direct aan het water, door delen van de kade te privatiseren. Marieke Kuipers merkt op dat het gaat om assymetrische pleisterplaasten en Oetze Atzema geeft een typering met een lange reeks bijvoeglijke naamwoorden, waaronder fascinerend, nostalgisch en postindustrieel. Tim Schwanen vindt het een mooi en vooral behoorlijk realistisch plan. Hij mist een gedegen uitwerking van de westoever. De westoever moet geen smet worden op de mooie plannen voor de oostoever.