‘De Vaartse Rijn Gevouwen’
Tussen de beide teams is weinig overleg geweest, maar toch komen de analyses behoorlijk overeen. Jaco D. de Visser borduurt daarom liever voort op het plan van zijn collega, dan dat hij de analyse van zijn eigen team uitgebreid aan de orde laat komen. De centrale vraag die zijn team zich stelde met betrekking tot de vervoerspotentie, de eventuele nieuwbouw en de scheep- en recreatievaart, was: Hoe zorg je dat het zo aantrekkelijk wordt dat iedereen erheen wil?

Wat De Visser opviel bij het bestuderen van het gebied, is dat het water niet van Utrecht naar de rivier stroomt, maar omgekeerd. De notie van begin- en eindpunt verschuift daardoor. Hij vindt het door de uiteenlopende trajecten van de vaart van belang om het begin- en eindpunt vast te stellen. De Visser noemt de Lek bij Vreeswijk en het Ledig Erf in Utrecht. Beide punten wil hij markeren door er een veerhuis te bouwen.

Ook brengt hij de betekenis van de Vaartse Rijn in beeld. Op de waterkaart van Nederland maakt de vaart deel uit van het basisnetwerk voor toervaart. Historisch is de vaart interessant omdat het waarschijnlijk het oudste kanaal is van Nederland en vanwege de Route Imperial No.2 op het jaagpad, een route die liep van Amsterdam naar Parijs. In regionaal opzicht vormt de vaart zowel een corridor in stedelijk weefsel als een verbinding tussen het omringende landschap en de stad, en functioneert als een voorziening van frisse lucht. In Utrecht is de vaart een centrale as, die onderdelen verbindt. In Nieuwegein scheidt de vaart juist oost van west. Ook liggen de woonbuurten hier in tegenstelling tot Utrecht met hun rug naar het water.

Het team van Jaco de Visser werkte de opdracht om de vaart aantrekkelijker te maken uit tot een kaartje, waarop specifieke plekken en zones zijn gemarkeerd. Zij noemden dit: ‘De Vaartse Rijn Gevouwen’. De Visser vult aan dat hij bepaalde inidustrie- of woongebieden op het kaartje in de groenzone heeft geplaatst, omdat de beleving daar wel op neer komt, zoals in het waterwingebied aan de oostoever. Het team doet ook een aantal voorstellen voor de toekomst, die al op het kaartje zijn aangegeven.

Nieuwe verbindingen
Met betrekking tot de infrastructuur zou de westoever van de Vaartse Rijn een fietsstrook moeten worden en de oostoever een wandelstrook. Beide voorstellen vragen om nieuwe verbindingen, zowel over de vaart als langs de oevers. Ook op het water zou meer moeten gebeuren. Kanovaarders zouden met een speciale pont voor kano’s over het Amsterdam Rijnkanaal gezet moeten worden. Van veerhuis Noord naar veerhuis Zuid zou een schip moeten varen met een educatief programma: de Pettevlet. De rondvaart van Schuttevaar op woensdag over de Vaartse Rijn moet uitgebreid worden met andere groepenvaartochten. Beide oevers moeten begaanbaar worden. De doorgaande weg moet ook op de oevers weer voelbaar worden, al mogen de drassige gebieden aan de oostoever best nat blijven – hier kan een houten wandelvlonder volstaan. De brug bij Ecolab/ Henkel moet teruggebracht worden en de oprijlanen van de Landhuizen zouden opengesteld moeten worden.

Het team van Jaco de Visser plaatst op de door hen ontwikkelde kaart een reeks losstaande ideeën die de aantrekkelijkheid van de Vaartse Rijn zullen vergroten. De aanpassingen lopen uiteen van het installeren van een drijvende zwemstrip, het graven van nog meer insteekhavens oftewel ‘een Giethoornachtige ontsluiting’, ‘een applebeach met internetaansluiting’ en een ‘botencamping’ waar je ook in je jacht kunt verblijven terwijl die op het droge staat, tot een winterstalling voor boten in de Corusgebouwen. De Ecolabfabriek (mooi aangelicht), Huis de Wiers, de watertoren, Pastoe, landhuis De Bongenaar en de archeologische vindtplaats zijn opgenomen als monumenten of ‘landmarks’ aan de oevers.

Een vaart om verliefd op te worden
Jaco de Visser vertelt lyrisch over de drie atelierdagen. De Vaartse Rijn kent talloze verborgen schoonheden, die zich nu voor hem hebben geopenbaard. ‘We zijn allemaal een beetje verliefd geworden op de Vaartse Rijn. En we willen graag dat iedereen de mogelijkheid krijgt om rond te struinen langs de oevers’. Het karakter van de vaart is dus eigenlijk precies goed. Om dit kakrakter te consolideren, wil De Visser het contrast tussen beide oevers graag opvoeren. De oostoever wordt ten dele een boardwalk, die je het gevoel geeft als wandelaar te gast te zijn. Je wandelt boven het gebied, deels boven de historie van de Hollandse Waterlinie. Met eigenaren en beheerders van ondermeer de sportvelden zou moeten worden afgesproken dat zij hun terrein openstellen voor wandelaars.

De functie van de westoever wordt wonen en recreatie. De Nieuwegeinse wijk Fokkesteeg is momenteel afgewend van de Vaartse Rijn. De route langs het water is een sluiproute voor autoverkeer. De Visser geeft aan dat de beleving van die wijk met een paar ingrepen drastisch kan veranderen. De ontsluiting van de wijk wil hij herprofileren en in plaats van een verkeersweg komt er ter hoogte van Fokkesteeg een oeverpark. Op de nieuwe kaart ‘De Vaartse Rijn Gevouwen’ zijn locaties aangewezen voor wonen aan en op het water, onder andere in Vreeswijk Noord. In het oeverpark Fokkesteeg komen woonboten. De strip die nu bestemd is voor de waterinlaat van Utrecht wordt exclusief woongebied voor ex-sluiswachters.

Passend bij de uiteenlopende, meer en minder uitvoerbare ideeën, sluit Jaco de Visser zijn presentatie af met een ludiek spel om zijn kaart te promoten en de vernieuwde Vaartse Rijn in te wijden. Genummerde eendjes worden bij Vreeswijk te water gelaten. De ‘eigenaar’ van het eendje dat het eerst het Ledig Erf bereikt, heeft gewonnen.

Reactie van het panel op de tweede presentatie: parallelle stedelijkheid
Paul van der Voort prijst de presentatie om de ‘sfeer van parallelle stedelijkheid’. Het spreekt hem aan dat de plannen zijn bedacht vanuit het perspectief van het water in plaats van het land. Marieke Kuipers ziet inderdaad de overeenkomst tussen beide presentaties, maar ook duidelijke verschillen. ‘Au fond’ verwordt de Vaartse Rijn in het plan van Jaco de Visser tot ‘een vloeibare speeltuin van de bewoners van Utrecht en de aanpalende dorpen’. Zij voegt hieraan toe dat er nog veel werk is te doen. Oetze Atzema heeft aan de presentatie van De Visser een ambivalent gevoel overgehouden. Het gaat om het oudste kanaal in Níeuwegein en om water dat blijkbaar van de Lek naar Utrecht stroomt. ‘Het loopt in Nieuwegein de spuigaten uit, maar uiteindelijk toch weer niet!’ Tim Schwanen vindt het een mooie presentatie en een gedegen analyse. Hij mist de relaties tussen het noord-zuidlint en de rest van Nieuwegein. Ook vraagt hij zich af aan welke doelgroep wordt gedacht wanneer De Visser het zuidelijke deel voor waterrecreatie en wonen bestemd.